Shutterstock Onteigening (1)

ONTEIGENING ANNO 2024: STILTE VOOR DE STORM?

21 maart 2024

Waar overheden in het afgelopen jaar noodzaak zagen voor onteigening, is de procedure vaak nog opgestart voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze gevallen worden momenteel nog binnen het kader van de oude Onteigeningswet afgewikkeld. Het zal echter niet lang meer duren voordat het nieuwe instrumentarium in gebruik raakt. In dit artikel wordt daarom stilgestaan bij een aantal aandachtspunten voor de praktijk en het laatste wetsvoorstel waarmee wordt beoogd een verkorte onteigeningsprocedure te introduceren.

Aandachtspunten in het kader van de rechtsbescherming tegen het onteigeningsbesluit

Onder de Omgevingswet is de rol van de regering komen te vervallen en zal door gemeenten, provincies, waterschappen of de bevoegde minister het onteigeningsbesluit worden genomen. Hiermee is het bevoegd gezag dus naast gesprekspartner in de onderhandelingen over de voorwaarden tot onteigening, ook verantwoordelijk voor de toets aan de wettelijke criteria voor onteigening. Hiermee heeft het bevoegd gezag dus verschillende rollen wanneer parallel aan de voorbereiding en bestuurlijke toetsing van het (ontwerp-)onteigeningsbesluit ook nog minnelijk overleg wordt gevoerd. De rechterlijke beoordeling van het onteigeningsdossier blijft onder de Omgevingswet wel nog steeds verplicht.

Ten aanzien van die rechterlijke toets geldt dat het onteigeningsbesluit niet meer zal worden beoordeeld door de civiele rechter, maar de bevoegde overheidsinstelling zelf de onteigeningsbeschikking (ter bekrachtiging) moet voorleggen aan de bestuursrechtafdeling van de rechtbank. Hiermee verdwijnt gedeeltelijk de verplichte procesvertegenwoordiging voor de gerechtelijke behandeling van onteigeningszaken. Voor zowel de begroting als de definitieve vaststelling van de schadeloosstelling blijft de civiele rechter de aangewezen bevoegde instantie.

De eigendom gaat pas over nadat zowel de voor onteigening vereiste planologische besluiten alsook het onteigeningsbesluit zelf onherroepelijk zijn geworden, en de onteigening door de notaris is ingeschreven in de openbare registers. Aangezien de beoordeling van het definitieve onteigeningsbesluit in het nieuwe stelsel bij de bestuursrechter ligt, zal het eenvoudiger worden dan voorheen om hoger beroep in te stellen vanwege het verdwijnen van het verplichte (positieve) cassatieadvies door een cassatieadvocaat. Dit kan in de praktijk ertoe leiden dat het langer duurt voordat definitief uitsluitsel bestaat over de mogelijkheid van onteigening.

Dit kan impact hebben op de fase waarin minnelijk overleg wordt gevoerd met betrokken partijen, doordat bevoegde overheidsinstellingen ervoor zouden kunnen kiezen om eerder te starten met (de voorbereiding van) het formele besluitvormingstraject over de onteigening om vertraging in de projectontwikkeling te voorkomen.

 

Voorkomen van onzekerheid over het slagen van een beroep op zelfrealisatie

De Omgevingswet schrijft niet expliciet voor tot welk stadium de partij die wordt onteigend nog een (onderbouwd) beroep op zelfrealisatie kan doen. Vooralsnog is het dus wachten op de eerste uitspraken van de bestuursrechter over onteigeningsbeschikkingen, waaruit blijkt onder welke omstandigheden een beroep op zelfrealisatie nog wordt meegewogen in de (bestuurs-)rechterlijke procedure waarin de toetsing van de onteigening plaatsvindt.

Daarbij geldt dat de bekrachtigingsprocedure ten aanzien van onteigeningsbesluiten ook binnen het stelsel van bestuursrechtelijke rechtsbescherming enigszins een vreemde eend in de bijt is. De uitspraak van de bestuursrechter zal namelijk een noodzakelijke voorwaarde zijn voor de inwerkingtreding van het (onteigenings-)besluit. Deze gerechtelijke uitspraak markeert praktisch gezien ook het einde van nog eventueel lopende onderhandelingen over de mogelijkheid tot zelfrealisatie.

De wetgever biedt de bestuursrechter daarom bij de bekrachtigingsprocedure (meer) vrijheid ten aanzien van de wijze van toetsing van het onteigeningsbesluit. Dit in tegenstelling tot de reguliere beroepsprocedure, waarin in beginsel het uitgangspunt geldt dat de toetsing plaatsvindt op basis van de feiten en omstandigheden zoals die golden op het moment dat een bestuursorgaan haar besluit heeft genomen. Onder omstandigheden kan de rechter bij de beoordeling van een onteigeningsbesluit dus ook ontwikkelingen in de periode ná de bekendmaking van de definitieve beschikking nog laten meewegen.

In de Handreiking grondeigendom Omgevingswet, een praktische leidraad voor onteigening door overheden, is echter wel gepleit voor een beroep op zelfrealisatie vóórdat het (definitieve) onteigeningsbesluit wordt genomen.

Hoewel de wetgever ook de nodige vrijheid heeft gelaten met betrekking tot de toets van politiek-bestuurlijke overwegingen die ten grondslag liggen aan een onteigening, dient de bestuursrechter uiteraard wel nog steeds na te gaan of aan de wettelijke vereisten voor onteigening is voldaan.

Bij de beoordeling of de onteigening in aanmerking komt voor bekrachtiging (lees: effectuering), zal bij een beroep op zelfrealisatie dan ook een rol spelen wat ten tijde van de bekendmaking van het onteigeningsbesluit in redelijkheid van de initiatiefnemer kon worden verlangd in het kader van de onderbouwing hiervan. De duur en invulling van de minnelijk overlegfase door het bestuursorgaan kan meewegen in de beoordeling of al dan niet nog ruimte bestaat voor een (nader onderbouwd) beroep op zelfrealisatie. 

Het dus is niet ondenkbaar dat in het kader van de (bekrachtigings-)procedure door de rechtbank wordt vastgesteld dat ten aanzien van een beroep op zelfrealisatie alsnog een nadere afweging van het bevoegd gezag aangewezen is. In dat geval kan de bestuursrechter gebruik maken van diens procesrechtelijke bevoegdheden om hangende de procedure de zaak terug te verwijzen naar het bestuursorgaan, dat zich dan opnieuw moet buigen over de vraag of onteigening noodzakelijk is.

Ongeacht hoe de bestuursrechtelijke toets van onteigeningsbesluiten onder de Omgevingswet concreet wordt ingevuld, kan het in bepaalde gevallen lonen om met het bevoegd gezag tot heldere (proces)afspraken te komen over de voorwaarden voor zelfrealisatie.

 

Wetsvoorstel modernisering grondbeleid

Een uitvloeisel van de oproep tot actie vanuit verschillende stakeholders om meer mogelijkheden te creëren voor nieuwe initiatieven binnen de schaarse beschikbare ruimte voor gebiedsontwikkeling in Nederland is het Wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting. Hierin worden verschillende instrumenten aangedragen om meer (bouw)projecten mogelijk te maken, waaronder een versnelling van de bestuursrechte(r)lijke procedure bij onteigening ten aanzien van bepaalde (woning)bouwprojecten.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft vooralsnog een negatief advies afgegeven ten aanzien van het voorstel om in die gevallen een (rechtstreeks) beroep bij ‘slechts’ één instantie in te voeren. Ook is aangegeven dat de beoogde verkorte doorlooptijden in de gerechtelijke procedure hoogstwaarschijnlijk niet haalbaar zullen zijn. Op dit moment is er nog geen gewijzigd voorstel bij de Tweede Kamer ingediend en zal het huidige wettelijk kader dus leidend zijn voor de toetsing van onteigeningsbesluiten in 2024.

 

Meer weten?

Heeft u vragen over dit onderwerp of wordt u geconfronteerd met een voornemen tot onteigening? Neem dan vrijblijvend contact op met een van onze specialisten.

Benieuwd naar de wijzigingen ten aanzien van andere thema’s in relatie tot de Omgevingswet? Klik hier voor een overzicht van de reeds verschenen blogs in onze blogreeks in relatie tot deze wetgevingsoperatie.

Auteur:

Regelmatig op de hoogte blijven van de laatste juridische ontwikkelingen?